Na drie opeenvolgende stakingsdagen tegen het beleid van de Arizona-regering zijn de vakbonden geslaagd in hun opzet en kijken ze tevreden terug op de mobilisatie. Hun sociaal protest wordt aangewakkerd door de groeiende steun van de bevolking: juristen, onderwijspersoneel, academici, artiesten, zorgverleners, jongeren, gepensioneerden, deeltijdse werknemers, nachtarbeiders …
Het aanhoudende protest van de afgelopen maanden, heeft immers ook al zichtbaar vruchten afgeworpen: dankzij doorgedreven druk slaagden de vakbonden erin om de landingsbanen te behouden, om tijdelijke werkloosheid te doen meetellen voor het pensioen, net als de 104 dagen van het eerste loopbaanjaar, gelijkstelling ziekte en zorg …
Deze woensdag verschenen in alle regio’s van het land vanaf de vroege ochtenduren steeds meer stakingsposten in alle sectoren. En dat na een staking van het openbaar vervoer en de openbare diensten en de scholen op maandag en dinsdag. Groene, rode en blauwe vlaggen en spandoeken waren te zien aan kruispunten en ingangen van industriële en commerciële zones, evenals ziekenhuizen en zorg- en andere non-profitinstellingen. De vakbonden vormden een hecht gemeenschappelijk front, en blijven verenigd, gesterkt door drie dagen van sterke mobilisatie én door een federaal begrotingsakkoord dat op de werknemers weegt.
De aanval op de automatische loonindexering kwam vandaag in alle gesprekken terug: “Behoor je tot de sterkste schouders als je een loon hebt van €2.600/maand?”
Deze nationale interprofessionele stakingsdag bekroont een jaar van voortdurend sociaal protest. Er gaat geen maand voorbij zonder actie, betoging of staking. Centraal in de bezorgdheden van de werknemers: de afschaffing van brugpensioen, de verplichting om tot 67 jaar te werken, het niet in rekening brengen van zware loopbanen, de aanvallen op de arbeidstijd in de vorm van buitensporige flexibilisering en overuren, het gebrek aan aandacht voor werkbaar werk, de stigmatisering van zieken en werkzoekenden, de veralgemening van flexi-jobs, de klimaatpauze, de bruuske wetswijzigingen, zonder overgang, zonder overleg, zonder onderhandeling. Al deze maatregelen breken het vertrouwen van werknemers in de regering.
Wat de economie vandaag heeft verloren, is precies wat de werknemers elke dag produceren en creëren. Het is buitengewoon betreurenswaardig dat de regering daar geen rekening mee houdt. Haar stilzwijgen is ronduit schrijnend.
Staken : voor of tegen de toekomst van onze kinderen?
24, 25 en 26 november. Drie dagen van historische mobilisatie om een halt toe te roepen aan het sociale offensief van de Arizona-regering. In het hart van deze stakingsacties: de verdediging van ons pensioensysteem, dat vandaag bedreigd wordt. Want achter de geruststellende verklaringen gaan maatregelen schuil die hard zullen toeslaan bij leerkrachten, ambtenaren en, ruimer nog, bij een hele generatie die het risico loopt met een sterk uitgeholde pensioen achter te blijven.
Een opiniestuk van Jef Maes, voormalig federaal secretaris van het ABVV
Een interne nota van het kabinet-Jambon met cijferwerk over de toekomstige pensioenen van het onderwijspersoneel maakt duidelijk dat vooral de jongere ambtenaren, dus onze (klein)kinderen, zwaar zullen inleveren.
Vandaag wordt het pensioen van een ambtenaar berekend op het loon van de laatste tien jaar. Vanaf 2027 komt daar elk jaar een jaar bij. Vanaf 2042 zal het ambtenarenpensioen dus worden berekend op het (lagere) loon van de laatste 45 jaar, net zoals in de privé.
Een leerkracht met een masterdiploma die op de leeftijd van 63 met pensioen gaat, en vandaag 55 jaar is, zal 146 euro per maand inleveren. Een leerkracht die vandaag 35 jaar is, zal al 756 euro per maand inleveren.
De nota van het kabinet-Jambon maakt om evidente redenen niet de rekening van het verlies van iemand die vandaag nog geen 30 jaar is. Tegen dat die ‘jongeren’ met pensioen gaan, zal het verlies nog hoger liggen.
Daar waar de Arizona-politici dus vertellen dat het nodig is om te hervormen voor de toekomstige generaties zijn het net die toekomstige generaties die het meest zullen inleveren, en steeds minder geloven dat ze nog zullen kunnen rekenen op een adequate sociale zekerheid.
Ook andere sociale beschermingsmaatregelen die geleidelijk worden afgebouwd zullen vooral pijn doen aan de jongere generaties, bijvoorbeeld de afbouw van het overlevings- en echtscheidingspensioen, nochtans een belangrijke sociale bescherming voor de mensen (vooral vrouwen) die deeltijds gaan werken om te zorgen voor kinderen en gezin.
Verdeel en heers
“Toch zullen de nettopensioenen van de leerkrachten ook na de hervorming nog veel hoger zijn dan gemiddeld in de privésector”, aldus het kabinet.
Ze vergelijken hiervoor het pensioen van een ambtenaar die halfweg zijn carrière zit met het gemiddelde van alle werknemers van de privé, dat gemiddeld maar 1.523 euro per maand bedraagt. Dat is natuurlijk appels met peren vergelijken.
Natuurlijk zullen de pensioenen voor ambtenaren met een hoger diploma en dus een hoger loon die halverwege hun carrière zitten en voor wie de hervorming dus nog niet op kruissnelheid zit nog hoger liggen dan het gemiddelde van heel de privé.
“De ambtenaren zullen nog wel 75 procent van hun gemiddeld loon behouden, terwijl dat voor die van de privé maar 60 procent is.” Wat ze er dan niet bij vertellen, is dat het pensioen van de ambtenaren niet wordt berekend wordt op het vakantiegeld en de dertiende maand, terwijl dat in de privé wel het geval is.
De waarheid is dat de ambtenarenpensioenen de facto worden verlaagd tot het niveau van de werknemers van de privé, en daar moet je niet jaloers op zijn. Dat zijn diegenen die nu al aan de staart van het Europese peloton hangen. Erger nog, ook zij zullen door de plannen van de regering-De Wever meer dan 9 procent inleveren en aldus het Europese peloton moeten lossen.
Mochten ze hopen dat hun verlies zal worden gecompenseerd door de uitbouw van een tweede pijler: kijk naar de privé, waar dat bedrijfspensioen voor de overgrote meerderheid nog geen 50 euro per maand oplevert.
De enige troostprijs voor sommige ambtenaren, het onderwijs, de politie en de brandweer is dat ze, ocharme, nog een jaar vroeger met pensioen mogen gaan dan de anderen. Dat hebben ze te danken aan het feit dat ze op 15 januari massaal aanwezig waren op de vakbondsbetoging, waarmee meteen bewezen is dat actie loont.
Voor de zware beroepen in de privésector, de ploeg- en de nachtarbeiders en de bouwvakkers, zat zelfs dat er niet in. Ook niet voor het rijdende spoorwegpersoneel, dat de ene week om 3 uur ’s morgens moet opstaan om de vroegste treinen te laten rijden en de week daarna pas om 2 uur ’s nachts thuis komt van de laatste trein.
Dus wie mort omdat er wordt gestaakt dient zich toch even te informeren.
De Arizona-regering treft vooral laaggeschoolden en deeltijdswerkenden
Terwijl de Arizona-regering de aanvallen op ons sociaal model blijft opvoeren, herinnert de analyse van Jef Maes ons aan een essentiële waarheid: wanneer we investeren in de sociale zekerheid, daalt de armoede. Onder de Vivaldi-regering konden dankzij syndicale strijd en de verhoging van de minimumbedragen duizenden gezinnen eindelijk uit de onzekerheid geraken. Maar deze historische vooruitgang wordt vandaag bedreigd door een coalitie die de factuur presenteert aan dezelfde groepen die al het meest onder druk staan: laaggeschoolde werknemers, vrouwen, deeltijdsen en langdurig werklozen. Op basis van een studie van de FOD Sociale Zekerheid hekelt Jef Maes de gevolgen van het Arizona-beleid voor de armoede en, meer specifiek, de zwaardere impact op laaggeschoolden. Een nuttige lectuur om te begrijpen wat er op het spel staat in deze sociale krachtmeting.
Een opiniestuk van Jef Maes, voormalig federaal secretaris van het ABVV
Mag het ook eens goed nieuws zijn? Volgens een recente studie van de FOD Sociale Zekerheid heeft België het bijzonder goed gedaan in de jaren 2019-2024, de jaren van de Vivaldi-regering dus. De armoede nam het meest af van alle Europese landen (-22,3 procent).
Zonder sociale zekerheid zou een op de vier Belgen arm zijn. Dat betekent: minder dan 1.522 euro per maand als alleenstaande, of 2.283 euro voor een koppel zonder kinderen. Dankzij ons sociaal model zakt dat armoedecijfer tot 11,3 procent – het laagste sinds het begin van de metingen, en na Tsjechië het laagste van Europa. Onze sociale zekerheid is daarmee de meest doeltreffende in Europa in het terugdringen van armoede.
“In verhouding tot ons bbp zijn onze sociale uitgaven de voorbije jaren niet sterk gestegen, alleen maar heel eventjes tijdens de coronacrisis”, aldus Natascha Van Mechelen, één van de onderzoekers, in Knack. “Onze sociale uitgaven bleven over die hele periode vrijwel gelijk, maar ze zijn gerichter ingezet op kwetsbare groepen en dat zorgde voor de daling van de armoede.”
Als we de recentste cijfers van Eurostat bekijken, zien we inderdaad dat België in 2022 (laatste cijfers) met 27,6 procent van zijn bbp niet meer uitgeeft aan sociale bescherming dan in de andere Europese eurolanden (27,8 procent). Dat percentage is in België tussen 2012 en 2022 zelfs licht gedaald.
Welvaartsaanpassingen
Hoe komt het dat we dan toch zo’n daling van de armoede meemaken? Dat is ten eerste te wijten aan het feit dat de vakbonden vanaf 2007 – na ettelijke manifestaties – een systeem van welvaartsaanpassingen voor de sociale uitkeringen afdwongen.
Met dat systeem konden ze de minima elke twee jaar met 2 procent verhogen bovenop de index. Ze konden hiermee ook het percentage voor alleenstaanden die langer dan één jaar ziek of werkloos zijn verhogen van 40 naar 55 procent, waardoor zij minder in armoede belanden dan in de buurlanden. Bovendien slaagden ze erin om ook de minimumlonen te verhogen, waardoor de armoede bij werkenden (4,3 procent) slechts half zo hoog ligt als in de rest van Europa (8,2 procent).
In 2019 kwam bovendien de paars-groene Vivaldiregering aan de macht, die de minima verhoogde. Voor de gepensioneerden verhoogde minister van Pensioenen Lalieux (PS) die zelfs met 14 procent bovenop de index. Zoals ik vroeger al schreef: de Vivaldi-regering was voor de sociale zekerheid de beste regering in vijftig jaar.
Betekent dit dat we in het sociaal paradijs leven? Zeker niet! Een werkpunt is zeker het aantal (quasi) jobloze gezinnen. Daar doen we het slecht.
Eén op de vier alleenstaande ouders bevindt zich nog altijd in armoede. De zorg voor de kinderen heeft dikwijls als gevolg dat ze zich maar een deeltijdse job kunnen permitteren. Het zijn net de deeltijdswerkenden, vooral vrouwen, die het meest getroffen worden door de pensioenmalus die de huidige Arizona-regering wil invoeren.
De helft van de werklozen is vandaag al arm. Met de uitsluiting van 180.000 langdurig werklozen, waaronder meer dan 50.000 ouderen, zal dat resultaat in 2026 nog dramatisch verslechteren.
Laaggeschoolden en vrouwen
De besparingen in de werkloosheid en de pensioenen raken vooral de laaggeschoolden, en net zij hebben al bovenmatig te kampen met armoede (24 procent).
Bovendien heeft de sociale zekerheid niet alleen als taak om de armoede te verminderen, maar ook om je levensstandaard te beschermen als je niet meer kan werken. Dat aspect onderzoekt het rapport van de FOD sociale zekerheid spijtig genoeg niet.
Maar uit talrijke Europese studies weten we dat we met onze pensioenen op dat vlak slecht scoren, en dat we met de plannen van deze regering de rol in het Europees peloton definitief zullen moeten lossen.
De pensioenen van de werknemers zullen in verhouding met hun vroeger inkomen 9,2 procent zakken. Die van de ambtenaren met meer dan 12 procent.
Dat is dan nog in de veronderstelling dat de uitkeringen vanaf 2025 tot 2070 opnieuw en ononderbroken aangepast zouden worden aan de welvaart.
Anders dreigt een ramp.
Zonder bankrekeningnummer geen vakantiegeld: controleer uw situatie bij het Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV)
Jaarlijks lopen zo’n tienduizend arbeiders hun vakantiegeld mis omdat de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie (RJV) niet over hun rekeningnummer beschikt. En de tijd dringt, want na drie jaar verjaart de uitbetaling en kan je deze niet meer ontvangen.
Normaal gezien betaalt de RJV het jaarlijkse vakantiegeld in de periode mei-juni uit aan iets meer dan een miljoen arbeiders, leerling-arbeiders en niet-zelfstandige kunstenaars. Ondanks dat het percentage gerechtigden die jaarlijks hun uitbetaling mislopen rond de 1% schommelt, gaat het over tienduizenden niet-overgemaakte betalingen voor een gemiddeld bedrag van 415 euro.
Hoe komt dat? Werkgevers zijn niet verplicht om het rekeningnummer van hun werknemers door te geven aan de RJV. Als werknemer kan je het wel zelf aangeven per post, mail, telefoon, via het loket of online. Met 45% van de niet uitgevoerde uitbetalingen is de interimsector het sterkst vertegenwoordigd, vervolgens de horecasector met 26% en de logistiek en de dienstencheques maken zo’n 5 à 6% deel uit van het totaal.
Typerend aan die sectoren gaat het vaak om werknemers met korte contracten, waarvan bij 1/3e van de betrokkenen zelfs geen postadres gekend is. Bovendien komt een deel van die groep uit het buitenland, en keerden sommigen dus ook terug zonder hun vakantiegeld te ontvangen. Het is dus zeker een uitdaging om deze groepen te bereiken.
Ondanks de niet-evidente situatie om deze mensen op te sporen, onderneemt de RJV een aantal stappen om het geld aan de rechtmatige eigenaars te bezorgen.
Aanschrijven via laatst gekend adres of laatst gekende werkgever
Communicatiecampagne via verschillende kanalen
Ben je mogelijk betrokken? Wat kan je doen?
Heb je in de laatste jaren gewerkt in als arbeider, leerling-arbeider of niet-zelfstandig kunstenaar? Als uitzendkracht of met een kort contract van bepaalde duur?
Neem dan zekercontact op met de RJV om te verifiëren of dat ze al over je rekeningnummer beschikt.
Of bel de RJV op 02 627 97 60 (van maandag tot vrijdag tussen 8u en 16u)
U kunt ook terecht bij het informatieloket van de RJV, op het volgende adres: Kruidtuinberg 48, 1000 Brussel (Maandag en dinsdag: van 8u tot 12u en van 13u tot 16u – Woensdag, donderdag en vrijdag: van 8u tot 12u)
De “novemberoproep” van het gemeenschappelijk vakbondsfront: stakingsdriedaagse op 24, 25 en 26 november
Op 14 oktober jongstleden kwamen meer dan 120.000 mensen vreedzaam op straat in Brussel om hun bezorgdheid over de Arizonamaatregelen te uiten. In gemeenschappelijk front stuurden de vakbonden diezelfde dag een brief naar premier Bart De Wever en de vice-eerste ministers. Ondanks de grote betoging kregen we echter geen enkele reactie, enkel oorverdovende stilte vanuit de regering.
Meer nog, de premier legde in de begrotingsgesprekken een onverteerbaar menu op tafel die gezinnen en werknemers opnieuw hard zouden raken: een indexsprong, nog meer besparen op pensioenen, een btw-verhoging… En dat bovenop de eerdere afbraakmaatregelen in de sociale zekerheid en arbeidsmarkt. De chaos rond de pensioenmaatregelen is ondertussen enorm. Meer dan de helft van de vrouwen in ons land zal getroffen worden door de pensioenmalus. Op het gebied van flexibiliteit en arbeidstijd zijn al heel veel harde en onrechtvaardige ingrepen door de regering voorgesteld.
Een nieuwe stap na de grote betoging van 14 oktober is blijkbaar nodig. De vakbonden plannen daarom met het ‘November Appel’ een stakingsdriedaagse op 24, 25 en 26 november in de openbare en privésector.
Op zondag 23 november roepen ACV, ABVV en ACLVB op om massaal deel te nemen aan de nationale Mirabal-betoging tegen gendergerelateerd geweld. Vervolgens wordt het werk stilgelegd om gehoord te worden:
• Op 24 november staken de spoorwegen; • Op 25 november staken alle openbare diensten in het land; • Op 26 november is er een interprofessionele nationale staking.
De driedaagse is een krachtig appel aan premier De Wever en de voltallige regering om de sociale afbraak te stoppen. Het kan nog, de afbraakmaatregelen zijn nog niet gestemd, er is dus nog tijd om het beleid bij te sturen.
De vakbonden vragen dat premier De Wever en de voltallige regering eindelijk werk maken van geloofwaardige alternatieven: een ernstige en rechtvaardige vermogensfiscaliteit, een taks op digitale activiteiten voor techgiganten én een serieuze en transparante doorlichting van de miljardensubsidies aan bedrijven.
Ook de simpele regel dat op ieder loon bijdragen aan de sociale zekerheid verschuldigd zijn, managementvennootschap of niet, hoort daarbij.
Kortom, een gezamenlijk appel voor meer rechtvaardigheid en een sterk sociaal contract, een oproep om te verenigen in plaats van te verdelen!
Federaal budget – Geen losse eindjes, maar broodnodige sociale keuzes
Een opiniestuk van Jef Maes, voormalig federaal secretaris van het ABVV
Aan de vooravond van de grote vakbondsmanifestatie maakte Nahima Lanjri (cd&v) in de Kamer al duidelijk aan minister van Pensioenen Jambon (N-VA) dat zieken niet ook nog eens gediscrimineerd mogen worden door hun pensioen te korten. “Voor cd&v moet die periode volledig moet meetellen. Men kan daar immers niets aan doen, men kiest er niet voor om bijvoorbeeld ALS, MS of kanker te krijgen.” Laten we hopen dat ze werkelijk sprak voor cd&v, en dat haar vicepremier Van Peteghem dit standpunt deze keer wél hard zal maken.
Vorige donderdag in Dilbeek heeft nu ook Conner Rousseau het licht gezien. “Mijn moeder heeft kanker gehad”, zei de Vooruit-Voorzitter tijdens een ‘luistertoer’. “Eén jaar heeft ze niet gewerkt, vier jaar minder. Dat zich dat vertaalt naar haar pensioen ga ik niet aanvaarden.”
Een mens zou zich afvragen wie dat regeerakkoord dan onderhandeld heeft!
Maar goed, in het socialistisch paradijs is er veel vreugde voor wie zich na de grote manifestatie bekeerd heeft. Laten we hopen dat zijn vicepremier Vandenbroucke dit nu ook hard maakt.
Want dat ziekte niet mee zou tellen als gewerkte periode om de pensioenmalus te ontlopen of om na 42 jaar werken op pensioen te kunnen, werd al goedgekeurd in de ministerraad. Maar er komt een ‘tweede lezing’ van het wetsontwerp. Een tweede kans voor de zes grijze mannen die het kernkabinet rijk is.
Ondertussen hebben we minister Jambon wel al kunnen overtuigen dat moederschapsverlof niet laten meetellen vernietigd zou worden door het Europees Hof van Justitie, wegens overduidelijke genderdiscriminatie.
Arbeidsrecht
Iedereen spreekt over de pensioenen. Dat de Arizona-regering minstens even belangrijke maatregelen neemt die de bescherming van de werkende mens verminderen, is veel minder bekend.
Vicepremier Clarinval (MR) overdrijft niet als hij pocht met zijn “liberale revolutie van de arbeidsmarkt”.
Zo zal een werknemer van eind de vijftig die 29 jaar in dezelfde fabriek werkte en ontslagen wordt, het in de toekomst moeten stellen met maximum één jaar opzeggingsvergoeding, en daarna riskeren om na twee jaar werkloosheid ‘van den dop’ te vliegen. Om zich daarna te moeten richten tot het OCMW.
Als hij echter een partner heeft met een inkomen, of als hij te veel gespaard heeft, zal hij zelfs daar geen recht meer hebben op een leefloon. In elk geval zal hij geen sociale rechten en ook geen pensioenrechten meer opbouwen als hij op zijn leeftijd geen ander werk vindt.
Gelukkig is er nog internationale wetgeving die een aantal uitwassen beperkt.
Daar waar België vroeger altijd in Europa en in de wereld voorop liep in sociale wetgeving, wordt het vandaag door die internationale wetgeving dikwijls zelfs ingehaald.
Zo heeft de Raad van State er de regering nu op moeten wijzen dat het afpakken van de premies voor nachtarbeid voor de uren vóór middernacht en na 5 uur ’s morgens voor toekomstige arbeiders in de distributiesector en aanverwante sectoren strijdig is met het Verdrag van de Internationale Arbeidsorganisatie. Dat voorziet dat premies voor nachtwerk minstens voor zeven opeenvolgende uren gegeven moeten worden.
De Raad van State vindt overigens dat het feit dat nieuwe arbeiders veel minder beloond zouden worden, ertoe leidt dat “de verloning van werknemers met een gelijkaardig profiel, die eenzelfde functie vervullen, sterk uiteenloopt”, en dat de regering dat verschil onvoldoende motiveert.
Idem dito voor de jaarlijkse 360 overuren boven op de 38-urenweek die de regering zou willen invoeren. Voor 240 uren daarvan zouden overigens geen sociale bijdragen betaald moeten worden, waardoor die uren ook niet meer mee zouden tellen voor het pensioen. De Raad van State denkt dat dit botst met de Europese regelgeving. Ook het feit dat de vakbonden niet meer hun akkoord zouden moeten geven voor die overuren, botst volgens de Raad van State met het feit dat daardoor “het beschermingsniveau van het door de Grondwet gewaarborgde recht op informatie, overleg en collectief onderhandelen” vermindert.
Dit zijn geen ‘losse eindjes’ die nog moeten opgelost worden vooraleer men aan de begrotingsbesprekingen begint. Dit zijn stuk voor stuk sociale keuzes.
Ze werden in het nadeel van de gewone mensen beslecht in het regeerakkoord en in de eerste wetsontwerpen, maar kunnen nog ten goede gekeerd worden.
Voor christendemocraten en socialisten is dit een essentiële opdracht, die ze tot nu onvoldoende volbracht hebben.
Vakbonden en middenveld betwisten hervorming werkloosheid voor Grondwettelijk Hof
Het gemeenschappelijk vakbondsfront (ABVV, ACV en ACLVB), gesteund door een reeks middenveldorganisaties, waaronder het Netwerk tegen Armoede en Hart boven Hard, dient op woensdag 29 oktober een verzoek tot nietigverklaring in bij het Grondwettelijk Hof, samen met een verzoek tot schorsing van de overgangsmaatregelen van de hervorming van de werkloosheid en van het principe zelf van de beperking in de tijd van de uitkeringen.
Deze hervorming, die door de regering-Arizona werd doorgevoerd, vormt een ongekende aanval op één van de pijlers van de Belgische sociale zekerheid.
Ze sluit de meest kwetsbare groepen in onze samenleving uit van het recht op uitkeringen, zonder dat er geloofwaardige begeleidingsmaatregelen of mechanismen om werkgevers verantwoordelijk te maken, worden voorzien. Erger nog, ze sluit in de eerste plaats de mensen uit die het verst van de arbeidsmarkt af staan, en geeft hun slechts zes maanden de tijd om een baan te vinden. Zes maanden die in de praktijk herleid zijn tot drie en een halve maand (de termijn tussen de ontvangst van de brief van de RVA die midden september is verstuurd en de eerste uitsluitingen die voor 1 januari 2026 zijn gepland).
Op juridisch vlak is de hervorming in strijd met verschillende grondwettelijke beginselen, zoals het beginsel van gewettigd vertrouwen, het recht op sociale zekerheid gewaarborgd door artikel 23 van de Grondwet (waarin het recht van eenieder op een menswaardig bestaan wordt vastgelegd) en de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie die zijn opgenomen in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.
Noch de memorie van toelichting bij de wet, noch de antwoorden van minister Clarinval tijdens de werkzaamheden in de Kamer van Volksvertegenwoordigers kan een dergelijke achteruitgang rechtvaardigen. Bovendien wijzen wij op de tegenstrijdigheden in het beleid van de minister. De minister stelt dat de begroting aan de grondslag ligt van de hervorming, maar anderzijds beslist diezelfde minister om de belastingvrije overuren te verhogen, de flexi-jobs uit te breiden (die alleen toegankelijk zijn voor mensen die al een baan hebben), evenals de studentenjobs. Het argument om tegen 2029 een werkgelegenheidsgraad van 80% te bereiken gaat niet op met deze laatstgenoemde maatregelen. Deze zijn immers niet toegankelijk voor uitgesloten werkzoekenden.
De hervorming richt zich in het bijzonder op groepen werkzoekenden voor wie de terugkeer naar of het behouden van een vaste baan gepaard gaat met een reeks welbekende obstakels: ouderen, jongeren, vrouwen, mensen met een handicap of een blijvende arbeidsongeschiktheid, kortgeschoolden, enz.
Maar de hervorming richt zich ook op mensen die op basis van een contract werken (bijvoorbeeld wijkwerkers, deeltijdsen met een inkomensgarantie-uitkering, freelance journalisten, enz.)
Afgezien van de juridische overwegingen vormt deze hervorming een breuk met het Sociaal Pact waarop het sociaal-economische evenwicht van onze samenleving al 80 jaar rust. Ze negeert de sociale oorzaken van uitsluiting. Deze hervorming dreigt tienduizenden mensen langdurig in onzekerheid te storten, hun gezinnen te verzwakken en de ongelijkheden verder te vergroten.
Daarom betwisten vakbonden en middenveldorganisaties, verenigd in hun inzet voor mensenrechten en het behoud van onze sociale zekerheid, de grondwettelijkheid van een overhaaste en onrechtvaardige hervorming die in strijd is met de fundamentele verbintenissen van de Belgische staat.
Lijst van organisaties en verenigingen die zich bij het beroep aansluiten:
Ligue des droits humains
BAPN
Netwerk tegen armoede
CSCE
Hart boven hard
Ligue des familles
Solidaris (Nationale Unie van Socialistische Ziekenfondsen)
Vie féminine
Soralia
Femma
Furia
ABVV Jongeren
ACV Jongeren
ACLVB Jongeren/Freezbe
SAAMO Antwerpen en Brussel
Het behoud van de GECO’s betekent het behoud van een onmisbare hefboom voor tewerkstelling en sociale samenhang in Brussel
Opinie van de vertegenwoordigers van de Brusselse socialprofitondernemingen (Bruxeo) en het gemeenschappelijk brusselse vakbondsfront (ABVV-Brussel, ACV, ACLVB)
De werkgevers- en werknemersorganisaties van de Brusselse socialprofitsector roepen de Brusselse onderhandelaars op om de duurzaamheid van het GECO-stelsel te garanderen. Een inkrimping ervan zou duizenden banen in gevaar brengen, de diensten van algemeen belang verzwakken en het vermogen van het Gewest aantasten om te beantwoorden aan de fundamentele noden van zijn bevolking.
Een essentiële hefboom voor werkgelegenheid en sociale samenhang
Elke dag zorgen vele werknemers voor het voortbestaan van essentiële diensten voor de Brusselaars: kinderverzorgsters, zorgkundigen, opvoedsters, begeleiders van personen met een handicap, culturele bemiddelaars, lesgevers in alfabetisering, maatschappelijk werkers, jeugdwerkers, polyvalente arbeiders in kringwinkels… Eén rode draad verbindt al deze maatschappelijk onmisbare beroepen: het GECO-stelsel – Gesubsidieerde Contractuele Werknemers.
Dit stelsel laat het Gewest toe een beroep te doen op organisaties uit het veld om essentiële openbare dienstverlening te verzekeren, door lokale, nuttige, duurzame en niet-delokaliseerbare tewerkstelling te ondersteunen, ten dienste van de Brusselaars. Vandaag zijn deze jobs niet bijkomstig: ze vormen de ruggengraat van honderden onmisbare diensten van algemeen belang.
Een goed beheerd, transparant en rigoureus instrument
Het GECO-stelsel wordt onderworpen aan strikte controles door Actiris, op basis van overeenkomsten en maandelijkse verantwoordingsstukken. Het is een betrouwbaar, beheersbaar systeem dat voldoet aan de eisen van goed bestuur.
De sector heeft al zijn deel gedaan
De voorbije tien jaar is het GECO-stelsel bijgestuurd, gerationaliseerd en gecontroleerd: de subsidiepercentages werden verlaagd, de voorschotten afgeschaft, de uitzonderingen beperkt. Een verdere inkrimping zou een reeds fragiel evenwicht verbreken.
Een te behouden model in een krap budgettair kader
Wij zijn ons bewust van de budgettaire uitdagingen waarmee het Brussels Gewest wordt geconfronteerd. Maar een vermindering van de GECO-middelen zou het tekort niet verkleinen – ze zou het probleem enkel verplaatsen.
De gevolgen zouden onmiddellijk en veelvoudig zijn:
sluiting van opvang-, zorg-, inschakelings- en gezinsondersteunende diensten… massale ontslagen in de socialprofitsector (ongeveer 7.000 jobs zouden betrokken kunnen worden)
een automatische stijging van de werkloosheid en de sociale uitgaven
toenemende bestaansonzekerheid bij werknemers en reeds kwetsbare doelgroepen.
Concreet zouden deze besparingen directe en onmiddellijke gevolgen hebben op het terrein: elke geschrapte functie betekent niet enkel één verloren baan, maar ook honderden begunstigden zonder dienstverlening, stilgelegde projecten en verzwakte wijken.
Onze eisen
Wij roepen de toekomstige Brusselse regering op om:
de duurzaamheid van de GECO-middelen te garanderen en zich te verbinden om deze niet te verminderen,
het huidige indexeringssysteem van de GECO-premies te behouden, zodat deze de loonindexering volgen en de financiële stabiliteit, het behoud en de aanwerving van teams verzekeren,
het transversale karakter van het GECO-stelsel te versterken, zodat het toegankelijk blijft voor alle sectoren en op coherente wijze het geheel van het gewestelijk tewerkstellingsbeleid ondersteunt,
de GECO-jobs te erkennen en te valoriseren als banen van algemeen belang, onmisbaar voor het goed functioneren van het Gewest.
De GECO’s zijn geen kost, maar een strategische investering: in lokale tewerkstelling, in essentiële diensten van algemeen belang, in sociale samenhang en in de economische veerkracht van Brussel. Het ondersteunen van het GECO-stelsel betekent de garantie dat het Gewest kan blijven inspelen op de fundamentele noden van zijn inwoners.
Tatcher had ongelijk, er is altijd een keuze, premier De Wever
Is het normaal dat de rijkste 1 procent proportioneel twee keer minder belasting betaalt dan het gemiddelde van de belastingplichtigen?
Bert Engelaar is algemeen secretaris van het ABVV, Els Hertogen directeur van 11.11.11, Eva Smets directeur van Oxfam België, Joeri Thijs woordvoerder van Greenpeace België en Ann Vermorgen voorzitter van het ACV.
Zij betogen dat er wel degelijke alternatieven zijn voor de besparingsdrift van De Wever.
Terwijl de regering nieuwe, drastische besparingsmaatregelen voorbereidt die de middenklasse en de meest kwetsbaren zullen treffen, haalt eerste minister Bart De Wever de beroemde uitspraak van Margaret Thatcher aan: “There is no alternative.” Maar zowel de geschiedenis als de economie toont aan dat er wél andere wegen bestaan — eerlijkere en verstandigere wegen.
Door Thatcher te citeren om besparingen te rechtvaardigen, blaast De Wever een slogan uit de jaren 80 nieuw leven in. Een slogan die werd gebruikt om neoliberale beleidslijnen op te leggen die hebben geleid tot een explosie van ongelijkheid en armoede, tot de afbraak van openbare diensten, en tot deregulering in het voordeel van multinationals en de rijksten.
Is dat echt het model dat België wil volgen? Zeggen dat er “geen alternatief” is, getuigt van een gebrek aan visie. En van minachting tegenover al diegenen die werken, zorgen of lesgeven, en die de gevolgen van de besparingen zullen dragen. Op 14 oktober trokken 140.000 mensen door de straten van Brussel om duidelijk te maken dat solidariteit, openbare diensten, klimaat en sociale zekerheid geen afstelbare variabelen zijn. België verdient beter dan ideologische recepten uit de vorige eeuw.
De winst van sociaal beleid
In België lopen 2,1 miljoen mensen het risico op armoede of sociale uitsluiting. Toch kiest de Arizona-regering er vandaag voor om onze pensioenen, onze arbeidstijd, de gezondheidszorg, vrouwen, werkzoekenden, zieken en kwetsbare mensen aan te pakken. De begroting in evenwicht brengen ten koste van de meest kwetsbaren is een bijzonder slecht sociaal en economisch plan.
De mensen met de laagste inkomens beleggen hun geld niet in speculatieve fondsen of fiscale paradijzen. Zij geven het uit aan goederen en diensten, en pompen het zo rechtstreeks terug in de reële economie. Wie deze consumptie ondersteunt, ondersteunt de lokale handel en de tewerkstelling. Door hun inkomens in te krimpen, zoals de regering doet, duwt men mensen richting afgrond. Men dwingt hen om essentiële uitgaven te beperken: verwarming, voeding, kleding. Besparingen verarmen de meest kwetsbaren, maar keren zich uiteindelijk tegen de hele samenleving en economie.
Waarom weigert de regering hardnekkig een eerlijke bijdrage te vragen aan de rijksten? Zij zouden iets minder oppotten, zonder dat hun levensstijl daaronder lijdt. Een progressiever belastingstelsel zou de fiscale rechtvaardigheid én de economische stabiliteit versterken. Is het normaal dat de rijkste 1 procent proportioneel twee keer minder belasting betaalt dan het gemiddelde van de belastingplichtigen? Is het normaal dat belastingfraude en -ontwijking ons 30 miljard euro per jaar kosten?
Tegelijkertijd heeft het Planbureau berekend dat een vermogensbelasting voor miljonairs 4,7 miljard euro aan fiscale inkomsten zou kunnen opleveren. Dat geld investeren in gezondheidszorg, waardige pensioenen, klimaattransitie, internationale solidariteit en sociale bescherming is nooit weggegooid geld. Het is een investering in een veerkrachtigere, evenwichtigere, gezondere en vreedzamere samenleving. Deze sociale dividenden komen iedereen ten goede.
Politieke keuzes
Ondanks deze feiten wil de regering koel en berekend snijden in alle vormen van solidariteit. De aangekondigde besparingen op ontwikkelingssamenwerking zijn daar slechts één voorbeeld van. Ze gaan verder dan een loutere begrotingsoefening: het is een ideologische aanval op een sector die de regering herinnert aan haar internationale engagementen en haar verantwoordelijkheid inzake ontwikkelingssamenwerking en mensenrechten.
Tegelijkertijd besteedt België nog steeds 13 miljard euro per jaar aan subsidies voor fossiele brandstoffen. Hoewel sommige sociale steunmaatregelen moeten worden behouden, komt het grootste deel van deze subsidies ten goede aan vervuilende activiteiten zonder sociale meerwaarde, en vertragen ze de ecologische transitie. Hoe kan men besparingen rechtvaardigen in essentiële sectoren, terwijl men deze schadelijke subsidies in stand houdt die het klimaat en de gezondheid van burgers schaden?
In de voorbije tien jaar is België 19,3 miljard euro aan inkomsten misgelopen waarmee het openbare diensten en sociale zekerheid had kunnen financieren. Tegen 2029 zullen de federale inkomsten naar verwachting nog eens met 7,9 miljard euro dalen. Van de komende budgettaire achteruitgang zal 85 procent te wijten zijn aan de keuzes van Arizona. De regering saboteert dus bewust haar eigen inkomsten om zich vervolgens zorgen te kunnen maken over de hoge overheidsschuld die ze zelf heeft helpen creëren!
Deze situatie is geen noodlot. Als er niets verandert, moeten we de komende jaren rekening houden met een toename van de armoedecijfers. De taak van een regering is niet zich te verschuilen achter slogans uit een ander tijdperk, maar om nieuwe perspectieven en een toekomstvisie te bieden aan de bevolking.
De geschiedenis heeft het aangetoond: Thatcher had ongelijk.
Er is altijd een keuze; de keuze om een einde te maken aan inefficiënte en vervuilende fiscale cadeaus, de keuze om iedereen naar draagkracht te laten bijdragen, de keuze om te investeren in de toekomst in plaats van te snijden in gezondheid, onderwijs, sociale voorzieningen, internationale solidariteit en milieu.
Vanaf 17 october, werken vrouwen ‘gratis’ tot het einde van het jaar!
17 oktober is een even symbolische als aanstootgevende datum: indien we de totale loonkloof zouden omzetten in werktijd, worden vrouwen vanaf die datum niet meer betaald. Het gemiddelde verschil van 19,9% tussen het loon van vrouwen en dat van mannen komt overeen met bijna tweeënhalve maand ‘onbetaald’ werk voor vrouwen in vergelijking met hun mannelijke collega’s.
Loonongelijkheid blijft een structurele realiteit, die vrouwen tijdens hun hele loopbaan en tot aan hun pensioen enorm benadeelt.
We hebben het vaak over een kloof van 7%, wat overeenkomt met het verschil in uurloon tussen vrouwen en mannen. Maar dit cijfer verhult een veel diepgaandere realiteit: vrouwen bevinden zich vaak in deeltijds werk, veelal in onderbetaalde sectoren (handel, zorg, schoonmaak, dienstencheques).
40 % van de vrouwen werken deeltijds. Dit zijn 846 000 werkneemsters in 2023.
83 % van de deeltijdse jobs worden uitgeoefend door vrouwen, waarvan 93 % opgelegd– door gebrek aan kinderopvang of aan voltijds werk of onder druk van hun werkgever.
Deze banen zijn vaak onzeker, slecht betaald en bieden weinig carrièrevooruitzichten. Gemiddeld duurt de loopbaan van vrouwen slechts 31,6 jaar, en 4 op de 10 vrouwen halen op 65-jarige leeftijd geen loopbaanvan35 jaar– terwijl de pensioenberekening is gebaseerd op een loopbaan van 45 jaar.
Deze achtergestelde loonsituatie heeft uiteraard gevolgen voor het pensioen van vrouwen.
Gemiddeld liggen de pensioenen van vrouwen 21% lager dan die van mannen, en zonder gelijkgestelde periodes (ziekte, zwangerschapsverlof, tijdelijke werkloosheid, enz.) zou dit verschil oplopen tot 43%!
Bovendien berooft de geplande afschaffing van het overlevingspensioen ongeveer 140.000 vrouwen van een essentieel vangnet.
En met de Arizona-regering gaan vrouwen opnieuw het gelag betalen!
In plaats van deze onrechtvaardige situatie aan te pakken, vermenigvuldigt de Arizona-regering haar aanvallen op deeltijdse werknemers, dus voornamelijk vrouwen:
Uitbreiding van de flexijobs en de studentenjobs, waardoor de concurrentie met parttimers toeneemt zonder dat er voltijdse banen bijkomen.
Afschaffing van dezondagsrust en verplichte sluitingsdag, waardoor het nog moeilijker wordt om werk en gezin te combineren.
Annualisatie van de werktijd, wat leidt tot “accordeonweken” en wat de combinatie van verschillende deeltijdse jobs bemoeilijkt.
Verhoging van “vrijwillig” overwerk tot 360 uur zonder overloon, of 450 uur in de horeca.
Afschaffing van de 1/3de regel voor de minimale wekelijkse arbeidsduur voor deeltijds werk, wat de deur openzet voor een grotere versnippering van de werkuren.
Geleidelijke afschaffing van de geassimileerde perioden voor de berekening van het vervroegd pensioen, waardoor dit pensioen voor veel vrouwen onhaalbaar wordt.
IGU-sancties: deeltijdse werknemers die minder dan halftijds werken, verliezen na 2 jaar hun aanvullende werkloosheidsuitkering – een maatregel die 33% van de betrokken vrouwen treft.
Kortom, voor de Arizona-regering vormen vrouwen het doelwit, met hervormingen die structureel discriminerend zijn en net die precaire jobs treffen waarin vrouwen oververtegenwoordigd zijn.