“Werklozen zijn luieriken”, “De uitkeringen zijn te hoog”, “Ze maken misbruik van het systeem”… Op sociale media regent het beledigingen aan het adres van werklozen. Syndicats Magazine neemt de vooroordelen rond de zogenaamde “langdurige” werkloosheid onder de loep.
Op dinsdag 3 juni organiseerde ABVV-Brussel, samen met ACV en het Brusselse middenveld een mars tegen de werkloosheidsuitsluitingen die de Arizona-regering voorbereidt. Deze uitsluitingen kunnen zo’n 180.000 mensen treffen. Daarvan woont 80% in Wallonië en Brussel.
De nieuwe werker sprak met Florence Lepoivre, algemeen secretaris van ABVV-Brussel. Ze ontleedt de meest voorkomende vooroordelen en legt uit waarom deze hervorming duizenden gezinnen in nog grotere armoede dreigt te storten.
Een interview van Ioanna Gimnopoulou
“Werklozen zijn lui. We moeten ze weer aan het werk krijgen“.
Florence Lepoivre: Veel mensen denken dat mensen die werkloos zijn nooit gewerkt hebben. Maar dat is niet waar. Om uit de statistieken van langdurige werkloosheid te geraken, moet je drie maanden aan een stuk gewerkt hebben. Met de toename van de werkonzekerheid en van korte contracten en uitzendwerk wordt het steeds moeilijker om daaraan te geraken. Neem bijvoorbeeld Nadia: ze heeft twee maanden met een contract van bepaalde duur in de verkoop gewerkt, was tien dagen werkloos en nam vervolgens een tijdelijke job van tien weken. In totaal heeft ze 4,5 van de 5 maanden gewerkt, maar ze wordt nog steeds beschouwd als “langdurig werkloos”. Als uitbetalingsinstantie stellen we vast dat een derde van de langdurig werklozen gewerkt heeft. Maar ze hebben geen stabiele baan gevonden die hen uit de statistieken haalt.
We mogen ook niet vergeten dat actief naar werk zoeken een verplichting is. Bij een negatieve evaluatie worden sancties opgelegd. Die kunnen gaan tot de tijdelijke of zelfs definitieve schrapping van de uitkering. Wie een uitkering heeft, is dus actief op zoek naar een baan, maar… vindt er geen!
“De werkloosheidsuitkeringen zijn te hoog. Dit moedigt mensen niet aan om werk te zoeken”.
Florence Lepoivre: Om te beginnen bedraagt de uitkering bij aanvang van de werkloosheid 65% van het brutoloon. Maar let op: dat brutoloon is geplafonneerd tot 3.432 euro. Iemand met een hoog loon verliest dus veel wanneer die werkloos wordt.
Maar wat zorgwekkend is, is dat door de degressiviteit in de meeste gevallen de uitkering al snel onder de armoedegrens zakt. Een alleenstaande krijgt zo 1.437 euro, terwijl de armoedegrens is vastgelegd op 1.520 euro… Dat is 6% minder. Dat ons systeem te gul zou zijn, is dus uit de lucht gegrepen.
Er wordt ook vaak gezegd dat de werkloosheid “te hoog” is in verhouding tot het minimumloon. Een alleenstaande werkloze ontvangt echter 1.437 euro, terwijl een alleenstaande die voltijds werkt aan het wettelijk minimumloon 1.970 euro verdient. Het verschil tussen de twee bedraagt dus 518 euro. Rechts voerde campagne met de belofte van 500 euro verschil tussen een uitkering en een job. Maar dat verschil is er al! Een ander voorbeeld: een samenwonende persoon krijgt 745 euro werkloosheidsuitkering. Indien diezelfde samenwoner voltijds zou werken, bedraagt het loon minste 1.970 euro. Een verschil van… 1.225 euro!
Toegegeven, er zijn gevallen waar dit verschil minder uitgesproken is. Maar de echte vraag is: moeten we de werkloosheidsuitkeringen beperken, of moeten we erkennen dat het minimumloon te laag is? Moeten we wie werkt niet beter belonen in plaats van wie geen baan vindt te straffen?
Moeten we wie werkt niet beter belonen in plaats van wie geen baan vindt te straffen?
Florence Lepoivre, algemeen secretaris van ABVV-Brussel
“Ze zijn al 20 jaar werkloos. Ze maken misbruik van het systeem.”
Florence Lepoivre: Van de 290.000 werkzoekenden met een uitkering in België zijn er slechts 12.000 al meer dan 20 jaar ingeschreven. Met andere woorden, een kleine minderheid. En als ze een werkloosheidsuitkering ontvangen, is dat omdat ze actief op zoek zijn naar werk en regelmatig worden gecontroleerd om dit na te gaan. Anders zouden ze automatisch worden uitgesloten van het systeem. Ligt het probleem dus bij deze mensen… of bij de arbeidsmarkt, die hen niet in staat stelt om een stabiele baan te vinden?
We kunnen ook niet heen om discriminatie op de arbeidsmarkt. Mensen van buitenlandse afkomst, jongeren, ouderen, de LGBTQIA+-gemeenschap, enz. krijgen er mee te maken. In Brussel is meer dan de helft van de langdurig werklozen ouder dan 50 jaar. Van hen slaagt slechts 37,5% erin een baan te vinden. Leeftijdsdiscriminatie is flagrant op de arbeidsmarkt.
“De werkloosheid beperken in de tijd zal mensen dwingen om te gaan werken”.
Florence Lepoivre: De werkloosheid in de tijd beperken zal geen banen creëren. Sommige mensen die geen vervangingsinkomen hebben (werkloosheidsuitkering) zullen uiteindelijk weer werk vinden. Maar onder welke voorwaarden? Mensen zien zich gedwongen om eender welke job te aanvaarden, tegen eender welk loon, met slechtere werkomstandigheden.
En deze maatregelen zullen een impact hebben op de hele arbeidswereld. We zijn getuige van een volledige deregulering van de arbeidsmarkt: arbeidsduur op jaarbasis, einde van de 1/3-tijdslimiet, minder goed betaald nachtwerk, uitbreiding van flexi-jobs en studentenwerk, uitzendwerk voor onbepaalde tijd, enz. Arbeidscontracten van vijf uur of zelfs één uur per week zullen mogelijk worden. Is dit echt de maatschappij waarin we willen leven? Willen we mensen dit soort precaire contracten opleggen?
“Er zijn genoeg banen waar tekorten zijn en er zijn nu ook flexi-jobs. Ze kunnen die banen gaan doen”.
Florence Lepoivre: Dit is een argument dat regelmatig wordt aangehaald door rechts waarbij ze zich baseren op het cijfer van 180.000 openstaande vacatures in België. Maar de meeste van deze jobs zijn zware beroepen die een basisopleiding vereisen. Neem bijvoorbeeld slagerij: niet iedereen kan dat. Van een Cora-kassière vragen om in een slachthuis te gaan werken is niet realistisch. 180.000 vacatures, ja, maar er zijn ook in totaal 550.000 werkzoekenden. Er zullen dus nog altijd mensen zonder baan zijn.
Tot de belangrijkste belemmeringen voor aanwerving behoren de onevenredig hoge eisen in de vacatures, discriminatie bij de aanwerving, slechte arbeidsomstandigheden en een steeds zwaardere werklast. In elke gezonde economische logica zouden werkgevers de arbeidsomstandigheden en de lonen aantrekkelijker maken om meer sollicitanten te lokken. Maar vandaag de dag is er niets dat hen daartoe verplicht. De Arizona-regering heeft zelfs de tegenovergestelde keuze gemaakt en de tewerkstelling nog onzekerder gemaakt.
Tot slot gaat de Arizona-regering ook werkzoekenden die een opleiding volgen uitsluiten van de werkloosheid. In Brussel volgen veel mensen een opleiding om hun kansen op een baan te vergroten. Zou het niet beter zijn hen aan te moedigen hun opleiding voort te zetten door hen hun uitkering te laten behouden terwijl ze een opleiding volgen om een baan te vinden?
“Uitgesloten worden van de werkloosheid is niet erg. Ze kunnen altijd bij het OCMW terecht.”
Florence Lepoivre:Ten eerste zal slechts een deel van de uitgesloten werklozen recht hebben op OCMW-steun. In tegenstelling tot werkloosheid, dat een verzekeringsstelsel is, is het OCMW een bijstandsstelsel, d.w.z. het laatste vangnet. Hoe werkt dit? De OCMW’s voeren een onderzoek naar de financiële situatie van de persoon en zijn of haar gezin.
Nemen we het voorbeeld van een samenwonende: woon je samen met iemand met een inkomen, heb je waarschijnlijk geen recht op een leefloon. Vandaag ontvangt een samenwonende werkloze 745 euro. Stel je een koppel voor met een inkomen van 2.700 euro. Als de werkloze zijn uitkering verliest, verliest het koppel 1/3 van zijn inkomen. In de praktijk betekent dit dat ze een goedkopere woning moeten zoeken en moeten bezuinigen op gezondheid, voeding, kleding en vrijetijdsbesteding. Bovendien zullen veel mensen geen beroep doen op het OCMW omdat ze niet weten dat ze er recht op hebben.
“Ons socialezekerheidsstelsel moet hervormd worden want het is te duur”.
Florence Lepoivre:De sociale zekerheid werd na de Tweede Wereldoorlog ingevoerd op basis van het solidariteitsprincipe: werknemers stemmen ermee in om niet 100% van hun loon te verdienen, zodat een deel ervan in een gemeenschappelijke pot terechtkomt om iedereen te helpen het hoofd te bieden aan tegenvallers, zoals het verlies van een baan of ziekte. Met andere woorden, sociale zekerheid is geen kostenpost, maar maakt deel uit van het loon van de werknemers.
Maar in de afgelopen 40 jaar is dit deel van de lonen geleidelijk uitgehold in naam van het concurrentievermogen van bedrijven. Werkgevers dragen bijvoorbeeld minder bij voor studentenwerk en flexi-jobs. Er zijn ook een heleboel transfers van de sociale zekerheid naar de bedrijven. Volgens een studie van Econosphères werd alleen al in 2022 voor 51,9 miljard aan overheidssteun toegekend aan bedrijven. En er komen nog steeds nieuwe steunmaatregelen bij. Maar ze worden toegekend op de kap van de financiering van onze sociale zekerheid, van werknemers, van lonen, van werk, en zonder dat ze afhankelijk zijn van de creatie van banen.
Er wordt beweerd dat de werkloosheid te veel kost. In werkelijkheid vertegenwoordigt het amper 3% van het budget van de sociale zekerheid. Zelfs als we alle werklozen zouden uitsluiten, komt dit neer op een besparing van slechts 3%. Moeten we echt zoeken naar besparingen in deze 3 miljard, of eerder in de 51,9 miljard steun aan bedrijven die wordt toegekend zonder dat daar banen tegenover staan?
“Actiris en FOREM missen daadkracht. Ze zetten niet genoeg mensen aan het werk.”
Florence Lepoivre:Het ABVV zetelt in de beheercomités van FOREM, Actiris en de VDAB, die zich dagelijks inzetten voor de verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening. Hun doel is duidelijk: werkzoekenden weer aan een job helpen. Maar als de regering snoeit in haar budgetten en ontslagen bij de overheid aanmoedigt, wat is dan het resultaat? Ze hebben niet langer de middelen die ze nodig hebben om hun taken goed uit te voeren. We moeten de openbare diensten de middelen teruggeven die ze nodig hebben.
“De vakbonden verdedigen de werklozen omdat het hen geld in het laatje brengt”.
Florence Lepoivre:Deze beschuldiging is ongegrond. In werkelijkheid kost het de vakbonden geld! Onze werkloosheidsdiensten betalen uitkeringen aan onze leden. Voor deze dienstverlening aan het publiek ontvangen we een vergoeding van de RVA. Volgens een RVA-rapport uit 2022 volstaat deze vergoeding echter niet: de vakbonden verliezen 3 euro per dossier. We verliezen dus geld door dit werk te doen.
Bovendien zijn mensen geneigd te geloven dat vakbonden belang hebben bij een bepaald werkloosheidsniveau om leden te behouden. De bijdragen die werklozen aan de vakbonden betalen zijn echter lager dan de bijdragen van werkenden.
“Vakbonden moeten zich niet met werkloosheid bezighouden. Slechts één enkele overheidsdienst zou efficiënter zijn”.
Florence Lepoivre: Er is een historische reden waarom de vakbonden zich bezighouden met werkloosheid. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog waren het de werkers zelf – zonder hulp van de staat – die de sociale zekerheid creëerden. Het was dan ook logisch dat dit fonds beheerd zou worden door de werknemers en dus door hun vertegenwoordigers, de vakbonden.
Bovendien bepaalde het naoorlogse sociale pact tussen werknemers en werkgevers dat de vakbonden verantwoordelijk zijn voor het beheer van de werkloosheid, terwijl de werkgevers instaan voor de kinderbijslagfondsen. We trekken de privéfondsen die de kinderbijslag beheren niet in twijfel. Waarom stellen we dan wel het beheer van de werkloosheidsdossiers door de vakbonden ter discussie? Het enige doel is de verzwakking van de arbeidswereld.
Waarom wordt het beheer van de werkloosheidsdossiers door de vakbonden ter discussie gesteld? Het enige doel is de verzwakking van de arbeidswereld.
Florence Lepoivre, algemeen secretaris van ABVV-Brussel
Er rijzen ook vragen over de kosten van de overheidsfinanciering per werkloosheidsdossier. Voor het ACV is dat 28,1 euro, voor het ABVV 26 euro en voor de Hulpkas 44,1 euro. Een beroep doen op de Hulpkas in plaats van op het ABVV kost de samenleving dus bijna dubbel zoveel. De kwaliteit van de dienstverlening van het ABVV is beter: dossiers worden sneller verwerkt en er worden minder fouten gemaakt. Onze leden kunnen ook genieten van juridisch en ander advies, iets wat niet bestaat bij de Hulpkas.
Zie ook hier de campagne van CEPAG over dit onderwerp